In mijn eerste historische roman De Tromslager schets ik aan de hand van een paar snippers informatie hoe mijn Zwitserse oudvader Adam Bösch (1762-1824), na zijn desertie uit het leger van Napoleon, een gezin stichtte. In De Jutter beschrijf ik met behulp van een grote hoeveelheid genealogisch- en historisch materiaal hoe Adams jongste zoon Paulus alle zeilen moet bijzetten om een betere toekomst op te bouwen voor zijn nakomelingen in een tijd dat veel mensen te maken hebben met armoede, dakloosheid, epidemieën en kindersterfte. Een aantal familieleden wordt zelfs geconfronteerd met verkrachting, verpaupering of moord. Aan de hand van mijn beschrijving van zeereizen naar Oost- en West-Indië en een oorlog met België illustreer ik dat niet alleen inwoners van overzeese gebiedsdelen zwaar hebben geleden onder ‘onze’ koloniale oorlogen, maar ook veel gewone Nederlanders grote offers hebben moeten brengen.
Mijn analfabete betovergrootvader Paulus groeide op in ‘Ouwe Helder’ en bouwde na de dood van zijn ouders een huis in Nieuwediep, de wijk die grenst aan de in 1826 in gebruik genomen Marinewerf die een jaar later de naam Nieuwe Rijkswerf Willemsoord zou krijgen en waar een stoomsleepboot in dienst daarvan zou worden gesteld. Het rook er steevast naar vis en teer. Vanaf de Marinehaven vertrokken fregatten en werkschepen naar onze koloniale gebiedsdelen, vaak met een militaire missie. Een prominent beeld aan de haven was het commandementsgebouw van de Marine dat ‘Het Paleis’ werd genoemd en waarin de werfdirectie zetelde. Vanaf dat moment zou de stad heel snel uitgroeien…
| Ondertitel | Een 19e eeuws familie-verhaal |
| ISBN | 9789078905165 |
| NUR | 320 |
| Druk | 1 |
| Pagina's | 200 |
| Afmeting | 140 x 215 mm |
| Omslagontwerper | Henriette |