Werry Crone

Dordrecht 1955
Het fotografisch gezicht van het dagblad Trouw werd meer dan 24 jaar in hoge mate bepaald door staffotograaf Werry Crone. Inzetbaar op vrijwel alle journalistieke terreinen, van reportage tot portret, en sinds zijn indiensttreding in 1988 heeft hij het “nieuws van alle kanten bekeken”, zoals hij zelf zegt. Eind 2010 is op initiatief van de krant het vaste dienstverband vervangen door een free lance-contract.

Werry Crone (geboren W.A.J.M. Wernerus) studeerde biologie en sociale geografie, en is als fotograaf autodidact. Tijdens zijn studie begon hij te fotograferen voor vakbonds- en studentenbladen en het Universiteitsblad van de Utrechtse Universiteit. Politiek, vakbeweging en maatschappelijk verzet hadden zijn aandacht. Zijn voorbeelden waren Willem Diepraam, Bert Nienhuis, Han Singels en Dolf Toussaint.

Zijn eerste fotoboek ‘Lijn 11 naar de Uithof’ verscheen in 1986 en gaf zijn kijk weer op het universiteitsleven. Het boek betekende een opstap naar de fotojournalistiek. Constanten in Crones werk vormden aanvankelijk de Haagse politiek en het Koninklijk Huis. Zijn aandacht voor de monarchie leidde begin jaren ‘90 tot een documentaireopdracht van het Rijksmuseum. Een jaar lang volgde hij van nabij leden van het koninklijk huis. Het resulteerde in een tentoonstelling en boek: ‘In dienst van het Koninkrijk’.

Brede erkenning kreeg Crone in 1995 toen hij ‘Fotojournalist van het jaar’ werd.

Bij Trouw volgt Crone niet alleen binnenlandse nieuwsontwikkelingen: eind jaren ‘80 was hij ook getuige van de maatschappelijke omwentelingen in landen van het Oostblok, zoals Oost-Duitsland, Polen, Tsjechoslowakije en Roemenië. Hij kwam terug met herkenbare foto’s, die niet per se het harde nieuws tonen. “Het was een documentaireachtige wijze van omgaan met de actualiteit”, kenschetst hij die reportages. Tegenwoordig zoekt hij nog vaker de achtergronden van het nieuws. Ook maakt hij langlopende series over één onderwerp.
In het seizoen 2002 en 2003 maakte hij een fotoboek over het getalenteerde toneelgezelschap ’t Barre Land, als uitvloeisel van een opdracht van de Utrechtse Stichting Stedelijke Fotografie.
Hoewel ook een echte ‘nieuwsman’, is Crone wars van snelle, oppervlakkige fotografie. Inhoud is belangrijk, maar de vorm, doet er zeer zeker ook toe. Hij werkt op een rustige, maar compromisloze journalistieke manier, en hanteert in zijn beginjaren herkenbare stijlelementen zoals grove korrel, grote contrasten en doorgedrukte luchten. Zijn beeldtaal is soms subtiel en past bij zijn benadering van de kwalitatieve dagbladjournalistiek: “Fotografie moet zijn kracht putten uit het samenballen van momenten en taferelen in een verstild beeld waar langer naar gekeken moet kunnen worden.”
In 2004 volgde Crone (in samenwerking met NRC-Handelsblad fotograaf Roel Rozenburg) Nederlandse bewindslieden die op hun specifieke deelterreinen tijdelijk voorzitter waren van de EU. Het roulerend voorzitterschap berustte in het najaar van 2004 bij ons land.

Gedurende een langere periode (2004 en 2005) verzorgde Werry Crone de foto’s voor een 18-delige uitgave onder de titel ‘Achter Utrechtse Gevels’ van Waanders Uitgevers die handelde over het wonen in bijzondere huizen in Utrecht.

Tussen 2006 en 2008 verschenen van Crone de boeken ‘Utrecht 1906/2006’, ‘Dordrecht een eeuw verstreken’ en ‘Haarlem een eeuw verstreken’. Bundels prentbriefkaarten van de binnenstad van steden, gecombineerd met foto’s van de situaties en plekken waar een eeuw geleden al prentbriefkaarten van werden gemaakt.

Inmiddels zijn de grove korrel en het barite papier vervangen door pixels en digitale verwerking van beelden.

Met de in 2009 overleden schrijver en columnist Martin Bril maakte Werry Crone twee fotoboeken over het Nederlands landschap. Het ene – ‘Hollandse haltes’ – had als rode draad de bushaltes die een onopvallende plek in het landschap innemen, maar tegelijkertijd aanknopingspunt zijn voor bespiegelingen over hoe mensen omgaan met de ruimte. Bril verzorgde voor dit boek columns. Even zo deed hij dat voor het boek ‘Bomen in het voorbijgaan’.